Ga naar hoofdinhoud

Wijziging belastingplan: hogere vpb, lagere verhuurderheffing

Staatssecretaris Vijlbrief (Financiën) heeft drie nota’s van wijziging van het pakket Belastingplan 2022 naar de Tweede Kamer gestuurd. De nota’s van wijziging hebben betrekking op de wetsvoorstellen Belastingplan 2022, Overige fiscale maatregelen 2022 en Verlaging tarief verhuurderheffing en maandelijkse wijziging bedragen heffingsverminderingen.

Voorgesteld wordt om het maximum van de algemene heffingskorting met ingang van 1 januari 2022 te verhogen met € 14. ‘Dit heeft positieve koopkrachteffecten voor mensen met lagere inkomens. De verhoging van het maximum van de algemene heffingskorting leidt tot een budgettaire derving van € 116 miljoen.’ Verder wordt de earningsstrippingmaatregel aangescherpt. Die beperkt de aftrekbaarheid van het verschil tussen de rentelasten en de rentebaten ter zake van geldleningen, voor zover dat saldo meer bedraagt dan het hoogste van 20% van de gecorrigeerde winst of € 1 miljoen. Dat percentage is nu nog 30%. Het hoge vennootschapsbelastingtarief wordt verhoogd van 25% naar 25,8%. Daarmee worden extra middelen vrijgemaakt voor zorgsalarissen.

Langere termijn herzieningsbeschikking

In het wetsvoorstel Belastingplan 2022 is voor de maatregel naar aanleiding van het zogeheten Sofina-arrest de bevoegdheid voor de inspecteur opgenomen om binnen een termijn van vijf jaar na afloop van het jaar waarin de voorheffingen zijn geheven een (herzienings)beschikking inzake voort te wentelen voorheffingen vast te stellen. ‘Die termijn van vijf jaar is echter niet toereikend in situaties waarin met toepassing van de verlengde navorderingstermijn van twaalf jaar een navorderingsaanslag vennootschapsbelasting is opgelegd.’ Daarom wordt voorgesteld wordt om ook de termijn voor het vaststellen van een (herzienings)beschikking inzake voort te wentelen voorheffingen in de betreffende gevallen te laten aansluiten op de navorderingstermijn.

Verlaging verhuurderheffing

Voorts voorziet het kabinet in een additionele verlaging van de verhuurderheffing met een bedrag van € 500 miljoen in combinatie met afspraken voor woningbouw en verduurzaming. ‘Een tariefsverlaging beperkt de lasten van verhuurders die belastingplichtig zijn voor de verhuurderheffing. Op deze manier worden de kasstroom en het vermogen, en daarmee de investeringscapaciteit, van de corporatiesector verbeterd. De tariefverlaging draagt bij aan het terugdringen van het tekort van € 24 miljard dat woningcorporaties in de periode tot 2035 hebben om hun maatschappelijke opgaven te voldoen. Er worden afrekenbare afspraken met de woningcorporaties gemaakt over de inzet van deze middelen, in ieder geval op het terrein van nieuwbouw en verduurzaming.’ Woningcorporaties worden gecompenseerd voor de voorgestelde aanscherping van de earningsstripping-maatregel door een extra verlaging van de verhuurderheffing. ‘Deze maatregel verhoogt de Vpb-afdracht van woningcorporaties met € 143 miljoen. Omdat woningcorporaties 95% van de opbrengst van de verhuurderheffing opbrengen, bedraagt de hiervoor benodigde additionele verlaging van de verhuurderheffing € 151 miljoen (143 miljoen/0,95).’

Overgangsregeling tariefwijziging bpm

Er wordt ook een maatregel voor een overgangsregeling bij een tariefswijziging voor de bpm voorgesteld. Die heeft betrekking op het nieuwe belastbaar feit van de inschrijving in het kentekenregister dat per 1 januari 2022 van kracht wordt. ‘Het voorstel houdt in dat op het moment van een tariefswijziging alle nieuwe motorrijtuigen die zijn ingeschreven in het kentekenregister zonder tenaamstelling, binnen twee maanden te naam moeten zijn gesteld. Als dat niet gebeurt, dan is het nieuwe tarief van toepassing in plaats van het oude tarief op het moment van de inschrijving. Deze overgangsregeling waarborgt het gelijke speelveld tussen parallelimport en de binnenlandse markt en bevordert de rechtszekerheid voor de burger.’

BRON: Accountancy van Morgen.

Back To Top