Ga naar hoofdinhoud

Concurrentiebeding mag ex-werknemer niet onevenredig zwaar treffen

Een concurrentiebeding is niet altijd heilig. Als een ex-werknemer te hard getroffen wordt, kan de rechter besluiten het beding te schorsen, ook al heeft de ex-werknemer het contract met zijn volle verstand ondertekend.

Een werknemer werkte ruim tien jaar voor hetzelfde bedrijf, RC Inspection Metals, een bedrijf dat zich bezighoudt met het controleren, inspecteren en analyseren van scheepsladingen. Zes jaar geleden werd RC overgenomen en tekende de werknemer een nieuw arbeidscontract, waarin een geheimhoudingsplicht en concurrentiebeding (met de duur van 1 jaar) werd opgenomen. Op 25 januari 2021 zegde de werknemer zijn baan op. De arbeidsovereenkomst eindigde op 28 februari 2021.

Schorsing

Ondertussen had de man zich ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Als zzp’er ging hij soortgelijk werk doen als bij RC. Zijn ex-werkgever stuurde hem een brief waarin de man aan zijn concurrentie- en boetebeding werd herinnerd. Toen bleek dat de ex-werknemer zijn activiteiten als zzp’er voortzette, stapte RC naar de rechter. De ex-werknemer verdedigde zich door te stellen dat hij weliswaar een arbeidsovereenkomst met het concurrentiebeding had getekend, maar niet wist wat hij tekende en dat hij de inhoud en strekking van het beding niet kende. Ook verrichtte hij als zzp’er accountancywerkzaamheden, wat volgens hem geen schending van het concurrentiebeding was. De ex-werknemer eiste in reconventie daarom een onmiddellijke, gehele schorsing van het concurrentiebeding, dan wel een beperking daarvan tot een straal van 20 kilometer en een periode van zes maanden. Zijn belangrijkste argument was dat zijn voormalige werkgever nauwelijks belang had bij het concurrentiebeding. De ex-werknemer beschikte naar eigen zeggen namelijk niet over bedrijfsgevoelige informatie en bovendien is de markt waarin RC actief is een vrije markt met een hoog verloop, waarin werknemers regelmatig overstappen naar concurrenten. Daar tegenover stonden zwaarwegende belangen voor de ex-werknemer. Bij RC bouwde hij geen pensioen op en had hij geen zicht op een hogere of beter betaalde positie. Ook vertelde hij de rechter onvoldoende inkomsten uit zijn eenmanszaak te hebben en geen andere baan te kunnen vinden. Hij had vrijwel uitsluitend ervaring in deze branche, maar kon deze kennis en vaardigheden niet inzetten door handhaving van het beding.

In kort geding boog de rechtbank zich over de vraag in hoeverre de ex-werknemer zich diende te houden aan het overeengekomen concurrentiebeding. Voorop diende te staan, aldus de kantonrechter, dat de ex-werknemer meerderjarig was toen hij het beding tekende en dat hij had moeten weten wat hij tekende. Voor schorsing van een concurrentiebeding dient een belangenafweging in het kader van artikel 7:653 lid 3 sub b BW plaats te vinden: wordt de ex-werknemer in verhouding tot het te beschermen belang van RC door dat beding onbillijk benadeeld?

Bedrijfsdebiet

Dat een werknemer naar een concurrent vertrekt of een concurrerende onderneming start betekent nog niet dat het bedrijfsdebiet wordt aangetast. Van zo’n aantasting is pas sprake als de ex-werknemer ongerechtvaardigd voordeel heeft in zijn concurrentiestrijd met de ex-werkgever door de kennis die hij heeft over bedrijfsgeheimen en andere essentiële, concurrentiegevoelige informatie, over bijvoorbeeld producten, werkprocessen, prijsafspraken en relaties. Het concurrentiebeding niet bedoeld om werknemers te binden en te voorkomen dat zij zich bijvoorbeeld inschrijven als zzp-er. Dit argument van RC kon dan ook niet meewegen in de belangenafweging. Hetzelfde gold voor het argument dat RC veel in de ex-werknemer had geïnvesteerd, aangezien dit op zichzelf evenmin maakte dat hij op een onredelijke wijze met RC kon concurreren. Wel had RC tijdens de mondelinge behandeling onbetwist aangevoerd dat de ex-werknemer in zijn relatief lange dienstverband veel kennis had opgebouwd van de interne werkprocessen en contactpersonen van RC en dat hij binding had met klanten van RC. Dat maakte volgens de kantonrechter aannemelijk dat RC enig belang had bij handhaving van het beding.

Geen mogelijkheden

Toch wogen de evidente belangen van de ex-werknemer zwaarder. Hij had namelijk onbetwist aangevoerd dat hij binnen RC geen mogelijkheden had tot promotie of salarisverhoging. Hij had dan ook belang bij het zoeken van een functie elders. Het concurrentiebeding was echter erg ruim geformuleerd, aangezien het de ex-werknemer in feite een jaar lang werd verboden om in geheel Nederland een gelijksoortige functie uit te oefenen. Daarom werd het beding (gedeeltelijk) geschorst, in afwachting van de uitkomsten van een eventuele bodemprocedure. Omdat de ex-werknemer wel beschikte over een zekere mate van concurrentiegevoelige informatie, werd de werking van het beding niet geheel geschorst. De kantonrechter zag wel aanleiding om de werking van het concurrentiebeding te beperken tot 6 maanden (dus tot en met 31 augustus 2021).

Lees hier de uitspraak.

BRON: Accountancy van Morgen.

Back To Top