Rechtbank Den Haag oordeelt dat X geen recht heeft op de inkomensafhankelijke combinatiekorting en de alleenstaande-ouderkorting omdat de kinderen niet op zijn woonadres maar op die van de moeder van de kinderen staan ingeschreven in de basisregistratie personen.

Belanghebbende, X, heeft twee kinderen. De kinderen van 6 en 7 jaar staan in 2014 ingeschreven op het adres van hun moeder. X claimt over 2014 inkomensafhankelijke combinatiekorting en alleenstaande-ouderkorting. De inspecteur kent de kortingen niet toe.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat X geen recht heeft op aftrek van de kortingen. Op grond van de artikelen 8.14a en 8.15 van de Wet IB 2001 geldt voor de inkomensafhankelijke combinatiekorting en de alleenstaande-ouderkorting de wettelijke eis dat een kind ten minste zes maanden dan wel gedurende meer dan zes maanden op hetzelfde woonadres staat ingeschreven in de basisregistratie personen als de belastingplichtige. Vaststaat dat aan voormelde wettelijke inschrijvingseis door X niet is voldaan. Dat dit buiten de schuld van X is omdat beide kinderen in strijd met de onderling gemaakte afspraken door de moeder van de kinderen op haar eigen adres zijn ingeschreven zonder medeweten van X, doet niet ter zake. X voldoet ook niet aan de in artikel 44b van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 opgenomen eis dat één van de kinderen doorgaans ten minste drie gehele dagen per week bij eiser verblijft. De rechtbank verklaart het beroep van X ongegrond.