Ga naar hoofdinhoud

Deel vakantie-uren verplicht inleveren vanwege corona niet toegestaan

De werkgever kan niet eenzijdig aan de werknemer opleggen om wegens de coronacrisis 20 procent van zijn vakantie-uren in te leveren, heeft de kantonrechter uitgesproken. De betreffende werkgever heeft op 27 januari 2020 aan de werknemer medegedeeld dat zij de arbeidsovereenkomst met hem wil beëindigen en dat hij met onmiddellijke ingang is vrijgesteld van het verrichten van werkzaamheden. De werkgever stapt naar de rechter met het verzoek de arbeidsovereenkomst te ontbinden.

Afboeken vakantiedagen

Een van de twistpunten is het afboeken van vakantiedagen.

De werkgever heeft bij brief van 31 maart 2020 eenzijdig besloten dat stafmedewerkers 20 procent van hun tijd als verlof opnemen. De werknemer heeft hier niet mee ingestemd. De non-actiefstelling van de werknemer was toen al ingegaan en valt volgens de werknemer in de risicosfeer van de werkgever.

Het afboeken van de vakantiedagen houdt verband met de coronacrisis en niet met de vrijstelling van werk van de werknemer, zo stelt de werkgever. De maatregel is bij brief van 31 maar 2020 aan het personeel, waaronder de werknemer, opgelegd. De werkgever betwist de juistheid van het door de werknemer overgelegde saldo-overzicht van vakantie-uren.

Coronamaatregelen

Bij brief van 31 maart 2020 heeft de werkgever aan het gehele personeel doorgegeven welke maatregelen zij neemt als gevolg van alle coronamaatregelen van de overheid.

Een van die maatregelen is:

“Uitgangspunt is dat stafmedewerkers tot 1 juni 2020 20% van hun tijd in overleg met hun leidinggevende als vakantie op nemen. Indien de operatie bij de klant het toelaat – dit ter beoordeling van de leidinggevende – wordt van medewerkers in de operatie hetzelfde gevraagd.”

Eenzijdige wijziging

De arbeidsovereenkomst van de werknemer bevat een eenzijdig wijzigingsbeding. De werkgever kan hierop slechts een beroep doen als zij bij de wijziging een zodanig zwaarwichtig belang heeft dat het belang van de werknemer dat door de wijziging zou worden geschaad daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken. Omdat de werknemer niet heeft ingestemd met de eenzijdige wijziging, is het aan de werkgever om haar zwaarwichtige belang bij de maatregel te onderbouwen. Een enkele verwijzing naar de coronacrisis is daarvoor onvoldoende.

Non-actief

Bovendien blijkt uit de brief van 31 maart 2020 dat het gaat om een uitgangspunt en dat het een en ander gebeurt in overleg met de leidinggevende. Op dat moment was de werknemer al op non-actief gesteld en met hem is nooit overleg gepleegd over het opnemen van 20 procent van zijn vakantie-uren. Tegen die achtergrond kan de werkgever niet eenzijdig aan de werknemer opleggen om 20 procent van zijn vakantie-uren in te leveren.

Vastgestelde vakantie

Ten aanzien van de vakantie in april/mei 2020 heeft de werknemer erkend dat hij in oktober 2019 aan de werkgever had doorgegeven vakantie op te nemen in de periode van 13 april t/m 4 mei 2020, maar dat hij uiteindelijk niet op vakantie is gegaan vanwege de situatie rondom corona. Daarmee is duidelijk dat de vakantie-uren voor die periode zijn vastgesteld. De non-actiefstelling maakt dat niet anders. Dat de werknemer feitelijk niet weg is gegaan, ligt in zijn risicosfeer. Rekening houdend met de in die periode voorkomende feestdagen, is sprake van 112 opgenomen verlofuren.

Verlofsaldo

De werknemer is in zijn overzicht uitgegaan van 201 opgebouwde vakantie-uren van januari tot en met juli 2020. Nu de arbeidsovereenkomst per 1 juli 2020 wordt ontbonden, moet het aantal opgebouwde dagen worden gecorrigeerd naar 172 uren (= 201/7 x 6). Zijn verlofsaldo per 31 december 2019 bedroeg 48 uren, dat is niet in geschil. De opgenomen uren in 2020 komen neer op 20 uren in januari, 40 uren in februari en 112 uren in maart/april. Dat leidt tot een huidig verlofsaldo van 48 uren (= 172 + 48 – 20 – 40 – 112).

De werknemer heeft de waarde van een verlofuur berekend op € 45 bruto. Deze berekening is door de werkgever niet betwist en komt de kantonrechter niet onbegrijpelijk voor.

Dit betekent dat de werknemer op dit moment 48 niet-opgenomen verlofuren heeft met een waarde van in totaal € 2.160 bruto. De werkgever wordt veroordeeld bij het einde van de arbeidsovereenkomst dit bedrag uit te keren aan de werknemer.

Bron: Accountancy Vanmorgen

Back To Top