Ga naar hoofdinhoud

10 Minuten voor werktijd verplicht aanwezig, hof: betaalde werktijd

Een callcenter moet werknemers waarschijnlijk een flinke hoeveelheid achterstallig loon gaan betalen na een uitspraak van het hof Den Haag. De tien minuten dat ze voor aanvang van hun dienst aanwezig moeten zijn op de werkplek geldt namelijk als betaalde arbeidstijd, oordeelt het hof. 

Het gaat in deze zaak om een loonvordering van een werknemer van een callcenter. Het geschilpunt betreft de vraag of de tien minuten die de werknemer volgens de planningsregels van zijn werkgever aanwezig moet zijn voor de start van zijn dienst als betaalde werktijd zijn aan te merken. Ook in hoger beroep ligt aldus de vraag voor of de tien minuten die de werknemer voor aanvang van zijn dienst aanwezig moet zijn, moet worden aangemerkt als betaalde arbeidstijd.

De 10 minutenregel

Het hof beantwoordt deze vraag evenals de kantonrechter bevestigend. De kantonrechter heeft terecht geconstateerd dat de werknemer op grond van zijn arbeidsovereenkomst is gebonden aan de Planningsregels en dat uit het – in de gebiedende wijs geformuleerde – artikel 3 van de Planningsregels (“de 10 minutenregel”) volgt dat de werknemer zich tien minuten voor zijn dienst moet melden bij zijn supervisor. De werkgever verwacht dit ook van hem, gelet op de e-mail van 23 februari 2021 van de Business Unit Manager. De werknemer moet dus tien minuten voor aanvang van zijn dienst aanwezig zijn op de werkplek. Dat de werkgever dit niet controleert en dat geen sanctie volgt als een Contact Center Medewerker zich één of enkele minuten te laat meldt, doet hieraan niet af.

In de lijn gaan

De werkgever monitort wel het “in de lijn gaan”: tussen partijen staat vast dat als een Contact Center Medewerker later dan het aanvangstijdstip van zijn dienst “in de lijn gaat”, er automatisch een melding gaat naar de supervisor. Als dit vaker voorkomt, zal de Contact Center Medewerker hierop worden aangesproken door zijn supervisor.

Vaststaat dat de Contact Center Medewerker voordat hij “in de lijn” kan gaan, tenminste

  • het Windows systeem moet opstarten door zijn computer te ontgrendelen;
  • vier programma’s (te weten: het urenregistratiesysteem, GCIC, RMST agenda en de remote tienviewer) moet opstarten; en
  • moet inloggen op zijn telefoon

en dat dit enkele (althans op zijn kortst circa twee) minuten in beslag neemt.

Geen vrijblijvend advies

Ook dit duidt erop dat de Contact Center Medewerker geacht wordt vóór zijn dienst aanwezig te zijn op zijn werk (om te zorgen dat hij tijdig “in de lijn” gaat), en dat dus “de 10 minutenregel” niet een vrijblijvend advies is. Dit betekent dat het hof ervan uitgaat dat op grond van genoemde regel een Contact Center Medewerker gehouden is om zich tien minuten voor aanvang van zijn dienst bij zijn supervisor te melden. Dit brengt met zich dat niet van belang is hoeveel tijd met het opstarten/inloggen is gemoeid en dat evenmin relevant is of een Contact Center Medewerker is gehouden alle tien de programma’s op te starten voor hij “in de lijn gaat” (zoals door de werknemer in eerste aanleg is betoogd), of dat hij kan volstaan met de vier programma’s (zoals de werkgever in hoger beroep heeft aangevoerd) en de overige programma’s later kan opstarten.

Geen tien minuten nodig

Als een Contact Center Medewerker – zoals door de werkgever is betoogd – geen tien minuten nodig heeft om “in de lijn” te gaan, kan de Contact Center Medewerker – nu de werkgever geen gebruik wenst te maken van de mogelijkheid om nadere instructies te geven over het gebruik van de tijd – de eventueel resterende tijd gebruiken om zich voor te bereiden op de aanvang van zijn dienst op de wijze zoals hem goeddunkt. Of de werkgever al dan niet de Contact Center Medewerkers heeft geadviseerd gebruik te maken van een passwordmanager kan daarom in het midden blijven.

Arbeidstijd

Uit het feit dat een Contact Center Medewerker de eventueel resterende tijd kan gebruiken om zich voor te bereiden op de aanvang van zijn dienst op de wijze zoals hem goeddunkt, volgt echter niet dat deze tijd niet is aan te merken als (door de werkgever te betalen) arbeidstijd. In de tien minuten voor aanvang van de dienst wordt de Contact Center Medewerker immers geacht aanwezig te zijn op de werkplek en zich gereed te maken voor zijn dienst.

Nog niet productief

De Contact Center Medewerker is met andere woorden beperkt in zijn mogelijkheden zijn tijd aan eigen zaken te besteden. Dat hij in die tijd nog niet productief is voor de werkgever, omdat de werkgever pas door de klant wordt betaald vanaf het moment dat de Contact Center Medewerker in de lijn zit, doet daaraan niet af. De Contact Center Medewerkers zijn immers geen partij bij de afspraken van de werkgever met klanten.

Structureel onnodig vroeg

Uit het vorenstaande volgt verder dat voor de vraag of sprake is van te betalen arbeidstijd niet relevant is dat de werknemer volgens de werkgever structureel onnodig vroeg “in de lijn gaat”, zelfs voordat hij zijn Windows-account heeft ontgrendeld.

Vervallen cao-bepaling

De omstandigheid dat “de 10 minutenregel” tot stand is gekomen in de tijd dat in de (algemeen verbindend verklaarde) cao 2012 was bepaald dat “niet als meerwerk wordt beschouwd een overschrijding voorafgaand of aansluitend op het rooster van minder dan een kwartier” noopt niet tot een ander oordeel, al was het maar omdat deze bepaling niet meer in de cao was opgenomen toen de werknemer in dienst trad. De werknemer hoefde er toen hij akkoord ging met de Planningsregels daarom in redelijkheid geen rekening mee te houden dat – in navolging van deze vervallen cao-bepaling – de in geding zijnde tien minuten niet tot de werktijd zouden worden gerekend.

Sprake van meerwerk?

Daarbij komt dat het niet aannemelijk is dat het schrappen van deze cao-bepaling zonder betekenis was, in die zin dat na het schrappen van die bepaling nog steeds moet worden geoordeeld dat geen sprake is van meerwerk indien voorafgaand of aansluitend aan het rooster minder dan een kwartier wordt gewerkt.

Vergelijkbare regeling niet in andere sectoren

De werkgever heeft opgemerkt dat ook in andere sectoren (de zorg, detailhandel en productiebedrijven) gebruikelijk is dat van een werknemer wordt verwacht dat deze (onbetaald) wat eerder aanwezig is dan dat de werkzaamheden aanvangen, maar dat argument leidt niet tot een ander oordeel. Gesteld noch gebleken is immers dat i) ook voor die werknemers een “10-minutenregel” (althans vergelijkbare regel) geldt en ii) de werknemers in die sectoren ook op een vergelijkbare manier (per gewerkt uur) betaald worden.

Min/max-contract

Vaststaat dat de werknemer werkzaam is op basis van een zogenoemd min/max-contract. Op grond van (artikel 3 en 7 van) zijn arbeidsovereenkomst, heeft hij recht op betaling van ieder (het hof begrijpt: deel van een) uur dat gewerkt is boven het minimum overeengekomen aantal uren.

Recht op nabetaling van tien minuten per dag

Aangezien gesteld noch gebleken is dat de werknemer minder uren was ingeroosterd dan het minimum aantal uren van zijn arbeidsovereenkomst, heeft hij dus recht op nabetaling van tien minuten per dag. Nu niet is gebleken dat de werknemer (daardoor) op meer gewerkte uren uitkomt dan 2.080 uur per jaar, is geen sprake van overuren in de zin van de cao (zie artikel 22 cao). Bij gebreke van stellingen die – indien bewezen – tot een ander oordeel zouden leiden, wordt aan bewijslevering niet toegekomen.

Conclusie

De conclusie is dat het hoger beroep van de werkgever niet slaagt. Nu de werkgever geen grieven heeft gericht tegen de hoogte van de door de kantonrechter toegewezen vordering, gaat het hof van de juistheid daarvan uit. Daarom zal het hof het vonnis bekrachtigen.

Uitspraak Hof Den Haag, 2 mei 2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:738

Bron: Accountancy Vanmorgen

Back To Top